De PVV en de intellectueel

Hoe komt het toch dat voornamelijk conservatieve intellectuelen moeite hebben met de associatie van Wilders met het fascisme? Het uit de kast komen van intellectuelen die haast paniekerig openlijk steun betuigen aan Wilders is het winstpunt van Rob Riemens ‘De eeuwige terugkeer van het fascisme’. Misschien dat een gedachte-experiment uitnodigt tot nadere reflectie. Het democratisch conservatisme  bevindt zich in de gevarenzone.

Wat de lezer ook moge vinden van het onlangs uitgekomen boekje van Rob Riemen ‘De eeuwige Wederkeer van het fascisme’, thans, als positief te noemen effect, is duidelijk geworden dat Martin Bosma niet de enige ‘intellectueel’ is die Geert Wilders openlijke steun verleent.Voor conservatieven is het wel zo prettig om Wilders als stormram te hebben, desnoods tegen de Rechtsstaat. Uit de publieke reacties blijkt dat voornamelijk conservatieve intellectuelen  moeite hebben met de associatie van Wilders met het fascisme. De afwijzende reacties van Arend Jan Boekestein  - geen zwarthemden zichtbaar; Afshin Ellian - Riemen kakelt; en Bolkestein -  Riemen moet zich schamen, lijken steun te betuigen aan het gedachtegoed van Wilders. Het uit de kast komen mag dan voor het maatschappelijk debat van belang zijn, zeker als het gaat om de gevolgen van de gedoogconstructie en keuze voor bezuinigen – Bolkestein als high brow-conservatief lijkt de enige te zijn die zijn blazoen enigszins tracht te zuiveren door zich en public tegen forse, revanchistisch ogende en niet van regressieve woede gespeende bezuinigingen op cultuur te keren – de vraag hier aan de orde is de aard van openlijk steun van deze ‘publieke intellectuelen’.

Conservatieven hopen met de steun aan Wilders maatschappelijke en politieke veranderingen te bewerkstelligen. De connotatie fascisme, zo gaat de redenering, is daarbij slechts een stoorzender die het onmogelijk maakt vastgeroeste maatschappelijke problemen te bespreken en daar oplossingen voor te vinden. De conservatieve oplossing gaat politiek filosofisch gezien echter uit van de fundamentele ongelijkheid van mensen. Slechts binnen de groep die aan bepaalde gewenste kenmerken voldoet – etnisch, religieus, aristocratisch, ideologisch – is er een zekere mate van gelijkheid, maar tussen groepen dient de macht bevochten te worden. De zienswijze van de dominante groep is normatief en democratische conservatieven handelen daarbij binnen de grenzen van de wet. Maar wat nu indien voor bepaalde maatschappelijke problemen geen oplossing voorhanden is naar tevredenheid van de dominante groep omdat de Rechtsstaat daartoe in de weg staat? Denk bijvoorbeeld aan criminelen het Nederlands paspoort ontnemen en daarmee rechtsongelijkheid te creëren enkel en alleen omdat de schuldige buiten Nederland geboren blijkt. Voor conservatieven is het wel zo prettig om Wilders als stormram te hebben, desnoods tegen de Rechtsstaat, en al helemaal in een gedoogconstructie waarbij nu eindelijk met politieke stroperigheid en stagnatie van afgelopen decennia kan worden afgerekend. Wilders een fascist noemen laat de conservatief dan wijselijk uit zijn of haar hoofd. Immers de vijand van mijn vijand is mijn vriend: de liberale, niet op tribalisme, maar op pluralisme en consensus gebaseerde democratie.

Ten tijde van de verzuiling zijn het de verlichte liberale leiders die voor hun zuil de pacificatie veilig stellen. Tegenwoordig is confrontatie en conflict de norm. Precies de reden waarom het democratisch-conservatisme zich thans in de gevarenzone bevindt. Door een onverklaarbaar natuurfenomeen is Nederland plotseling Weimar-Duitsland in het jaar 1932.Wanneer de samenleving het primaat heeft boven de Rechtsstaat kunnen volksmenners de Rechtsstaat naar hun hand zetten en in het uiterste geval obsoleet verklaren. Het fascisme dan is het resultaat van het niet-democratisch-conservatisme, dat erin geslaagd is de Rechtsstaat buiten de orde te verklaren en te herdefiniëren naar de wensen van de geconstrueerde dominante groep. De herkenning van het succes van dit broeder-conservatisme binnen het fascisme is aanleiding voor democratisch-conservatieven Wilders niet te belasten met ongewenste associaties. Anders gezegd. Het primaat van de samenleving boven de Rechtsstaat is wat democratisch-conservatieven herkennen als broeder-idee in het fascisme. Of in de vorm van een parabel. De familie Conservatief woont in Democratenland en heeft in Fascistenland een vervelend neefje. Jaloers kijkt men toe hoe dit neefje met gemak de Rechtsstaat naar zijn hand zet en indien nodig opzij schuift. Dan maar in Democratenland roeien met de riemen die er zijn. Wilders is daartoe een gewillig instrument op voorwaarde dat elke associatie met dat vervelende neefje wordt ontkend.

En nu het gedachte-experiment. Door een onverklaarbaar natuurfenomeen is Nederland plotseling Weimar-Duitsland in het jaar 1932. Hitler is nog niet aan de macht. Wij weten niets van Auschwitz en ook niets van de verschrikkingen van het historisch fascisme. Weimar-Nederland kenmerkt zich door democratisch geharrewar, stagnatie, werkloosheid, sociale spanningen. Hitler lijkt een belofte die met law and order een eind te maken aan de chaos. Zullen de 1932-versies van Ellian-Boekestein-Bolkestein Hitler als fellow travellers al dan niet openlijk steunen bij al zijn goede bedoelingen met het Vaderland? Let wel, tijdgenoot grootdenker Martin Heidegger ziet in Hitler in ieder geval de verlosser. 

Waar gaat het heen met het conservatisme sinds het gedoogakkoord? En komt er een antwoord ten aanzien van de legitimatie van het huidige democratisch-conservatief discours?

© November 2010

Vincent Guicherit is arts en politiek filosoof.

Ethisch liberalisme

"You really think it’s air you’re breathing now?" - Morpheus in 'The Matrix'

Subnavigatie
Artikelnavigatie